De raad bepaalt in welke periode de personeelsleden hun inhaalrust moeten opnemen. Momenteel zijn er 3 referentieperidoes (februari tot mei, juni tot september en oktober tot januari) waarbinnen de personeelsleden hun inhaalrust moeten opnemen met uitzondering van de uren van de laatste 14 dagen en de uren onder 3u48 die overgezet worden naar de volgende referentieperiode. Door dit systeem hebben personeelsleden regelmatig te weinig tijd om hun inhaalrust op te nemen waardoor zij uitzondering vragen.
Aan de gemeenteraad van heden wordt een beperkte aanpassing van de rechtspositieregeling, namelijk de periode om inhaalrust op te nemen aan te passen naar 4 maanden vanaf de prestatie (wettelijk vastgelegde termijn), ter goedkeuring voorgelegd.
Het dossier werd gunstig geadviseerd door het college op 4 november 2019 en voorgelegd aan het Bijzonder Onderhandelings- en Overlegcomité op 29 november 2019.
Aan de gemeenteraad wordt gevraagd het voorstel van wijziging van de rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel goed te keuren.
De wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van o.a. gemeentepersoneel.
De rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel, vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 11 december 2008, en latere wijzigingen.
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, en alle latere wijzigingen.
De gemeenteraadsbeslissing van 28 juni 2018 houdende de vaststelling van de personeelsformatie, en alle latere wijzigingen.
De gemeenteraad keurt eenparig het volgende besluit goed.
De gemeenteraad schrapt artikel 211 paragraaf 2 van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel:
"Indien de in paragraaf 1 vermelde extra inhaalrust toegekend wordt n.a.v. prestaties geleverd tijdens de laatste twee weken van de referentieperiode en niet kan worden opgenomen, wordt de extra inhaalrust overgedragen naar de volgende referentieperiode.
Indien de in paragraaf 1 vermelde extra inhaalrust op het einde van de referentieperiode minder dan een halve dagprestatie bedraagt en niet kan worden opgenomen, wordt de extra inhaalrust overgedragen naar de volgende referentieperiode."
De gemeenteraad wijzigt artikel 211 paragraaf 3 naar artikel 211 paragraaf 2 van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel.
De gemeenteraad schrapt in artikel 213 van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel:
"De referentieperiodes voor de opname van de inhaalrust zijn:
De gemeenteraad schrapt artikel 214 paragraaf 2 van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel:
"Indien de in paragraaf 1 vermelde extra inhaalrust toegekend wordt n.a.v. prestaties geleverd tijdens de laatste twee weken van de referentieperiode en niet kan worden opgenomen, wordt de extra inhaalrust overgedragen naar de volgende referentieperiode.
Indien de in paragraaf 1 vermelde extra inhaalrust op het einde van de referentieperiode minder dan een halve dagprestatie bedraagt en niet kan worden opgenomen, wordt de extra inhaalrust overgedragen naar de volgende referentieperiode."
De gemeenteraad schrapt in artikel 214 paragraaf 3 en artikel 216 van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel de verwijzing naar de in artikel 213 vermelde referentieperiodes.