De financieel directeur onderzoekt de wettigheid en regelmatigheid van de voorgenomen verbintenissen in het kader van zijn opdracht vermeld in artikel 177, eerste lid, 1°. Zij verleent haar visum, als uit dat onderzoek de wettigheid en regelmatigheid van de voorgenomen verbintenis blijkt. Zij kan voorwaarden koppelen aan haar visum. Als de financieel directeur weigert haar visum te verlenen, of als zij er voorwaarden aan koppelt, motiveert zij dat.
De raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt, na advies van de financieel directeur, de nadere voorwaarden waaronder de financieel directeur de controle, vermeld in het tweede lid, uitoefent. De raad voor maatschappelijk welzijn kan binnen de perken die vastgelegd zijn door de Vlaamse Regering, en na advies van de financieel directeur, bepaalde categorieën van verrichtingen uitsluiten van de visumverplichting.
Er wordt voorgesteld om net zoals de grensbedragen voor delegatie van raad voor maatschappelijk welzijn naar vast bureau, het bedrag van de vorige vrijstelling aan te passen, rekening houdend met economische realiteit. Sinds 2019 zijn de prijzen aanzienlijk gestegen, het is dan ook noodzakelijk om het bedrag van de vrijstelling aan te passen om een normale werking van het bestuur te kunnen bewerkstelligen.
Het voorstel is om de vrijstelling te verhogen van € 10.000,00 naar € 15.000,00.
De financieel directeur adviseert om, gelet op de interne administratieve organisatie, verrichtingen onder de €15.000,00 (excl. btw) vrij te stellen van visumverplichting.
Het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017.
Financiële verbintenissen betreffende werken, leveringen of diensten van minder dan € 15.000,00 (exclusief btw) worden vrijgesteld van visumplicht.
De aanstellingen van contractueel personeel voor een periode van maximaal 1 jaar worden vrijgesteld van visumplicht (deze vrijstelling betreft o.a. jobstudenten, tijdelijke vervangingen, ...).
De aanstellingen van personeelsleden met toepassing van artikel 60 § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden vrijgesteld van visumplicht.
De aanstellingen van personeelsleden met toepassing van andere werkgelegenheidsmaatregelen van hogere overheden dan deze met toepassing van artikel 60 § 7 OCMW-wet, voor maximum vier jaar, ofwel in het kader van de opdracht van het OCMW, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, ofwel in het kader van de opdracht van het OCMW, vermeld in artikel 8, 9 of 13, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, worden vrijgesteld van visumplicht.
Deze beslissing vervangt de beslissing van 31 januari 2019.